15 mei 2024
Nieuwe stations langs de Lelylijn: hoe moeten de stationsgebieden eruit gaan zien?
Stel dat de Lelylijn er komt… hoe kunnen we de stations en de stationsgebieden dan het beste inrichten? Nick van Bergeijk, masterstudent aan de TU Delft, deed zijn afstudeeronderzoek bij de projectorganisatie Lelylijn. In zijn studie keek hij vooral naar de ‘Greenfield-stations’. Dit zijn geheel nieuwe treinstations in plaatsen die op dit moment geen station hebben.
Hoe ben je betrokken geraakt bij de Lelylijn?
“Al van jongs af aan vond ik spoorlijnen en gebiedsontwikkeling erg interessant. Als kind hoorde ik over de Zuiderzeelijn en later volgde ik de plannen voor de Lelylijn. Toen ik de kans kreeg om mijn afstudeeropdracht bij het project Lelylijn te doen, greep ik deze met beide handen aan. Een docent aan mijn opleiding bracht me in contact met Durk Bergsma van de projectorganisatie Lelylijn. En we werden het al snel eens over een geschikt onderzoeksonderwerp. Ik wilde mijn onderzoek richten op stationsgebieden, de omgeving rondom de potentiële stations. Want dat is de plek waar de impact van de mogelijke Lelylijn het meest gevoeld gaat worden.”
Kun je je onderzoeksvraag uitleggen?
“Centraal in mijn studie staat de vraag hoe we de plaatsen en stationsomgevingen langs de Lelylijn ruimtelijk kunnen ontwikkelen. Hierbij kijk ik specifiek naar de Greenfield-stations. Dat zijn de nieuwe stations in plaatsen waar nu nog geen station is. Deze zullen waarschijnlijk aan de rand van de stad komen vanwege ruimtegebrek in het centrum. Ik heb hierbij gekeken naar de steden Drachten en Emmeloord.”
Wat was je aanpak voor dit onderzoek?
“Ik heb gebruik gemaakt van het knoop-/plaatswaardemodel. Dit is een hulpmiddel om te zien of een station goed werkt. Een station werkt goed als de bereikbaarheid en de activiteiten op die plek in evenwicht zijn.
Aan de ene kant heb je de bereikbaarheid, of de knoopwaarde. Daarbij bekijk je hoe makkelijk mensen met verschillende soorten vervoer, zoals treinen en bussen, naar die plek kunnen komen. Ik heb gekeken naar het aantal verbindingen, de parkeerplaatsen voor auto’s en fietsen en hoe vaak de treinen en bussen rijden.
Aan de andere kant heb je de plaatswaarde. Daarbij bekijk je hoe levendig een gebied is. Is het een plek waar veel mensen willen zijn? Daarvoor kijk ik bijvoorbeeld naar hoeveel mensen er in de buurt wonen of werken en wat voor activiteiten er te doen zijn.
Ik heb alle treinverbindingen in het noorden van Nederland bekeken, van Lelystad-Zwolle tot Leeuwarden-Groningen, en heb gekeken waar nieuwe stations zouden kunnen komen. Op die manier kon ik in kaart brengen hoe eventuele nieuwe stations zich verhouden tot de stations die er al zijn.”
Hoe heb je data verzameld voor je onderzoek?
“Mijn data zijn afkomstig van verschillende bronnen, waaronder de NS, Arriva, provinciale overheden en lokale busvervoerders. Bovendien gaven de speciale bijeenkomsten van het project Lelylijn, de zogenaamde ‘maakdagen’, mij waardevolle inzichten en perspectieven van lokale bewoners en werknemers.”
Tijdens de maakdagen werd er bijvoorbeeld een interessante vraag gesteld: wat als we nu eens niet kiezen voor ontwikkeling? Dit zette mij aan het denken. Is ontwikkeling altijd noodzakelijk? Daarom besloot ik een scenario te verkennen waarbij we niet bouwen rond de stations en in plaats daarvan het landschap behouden zoals het is. Het was een mooie invalshoek die de moeite waard was om te onderzoeken, om te zien welke impact deze keuze zou hebben.”
Welke scenario’s heb je onderzocht?
“Aan de ene kant heb ik de effecten van intensieve stedelijke ontwikkeling onderzocht. Daarbij moet je denken aan gebieden met hoge bebouwingsdichtheid waar actief vervoer zoals fietsen, lopen en openbaar vervoer centraal staat. Hierdoor zou een dynamisch nieuw stadscentrum kunnen ontstaan. Aan het andere uiterste heb ik een scenario onderzocht waarin we minimaal gaan ontwikkelen, met een sterke nadruk op het behoud van het bestaande landschap en natuur. En ten slotte heb ik een middenweg verkend: een scenario met gematigde ontwikkeling.”
Wat zijn de resultaten van je onderzoek?
“Het belangrijkste resultaat is dat er geen ‘juiste’ aanpak is voor ontwikkeling. Het streven is naar een evenwichtige stationsomgeving waarin zowel de bereikbaarheid als de levendigheid van de locatie op elkaar zijn afgestemd.
Als je niets bouwt, heb je misschien een station dat uitstekend bereikbaar is, maar het mist de levendigheid omdat het niet intensief wordt gebruikt. Dat zou een gemiste kans kunnen zijn, gezien de investeringen. Aan de andere kant moet je ook rekening houden met de waarde van het behoud van natuur en landschap.
Bij een hoogstedelijke ontwikkeling zou een stationsgebied zoals dat in Heerenveen of Assen kunnen ontstaan, terwijl een keuze voor landschapsbehoud zou resulteren in een station dat meer lijkt op het station in een plaats als Haren.”
Wat is volgens jou de volgende stap?
“Ik denk dat het goed is om met de inwoners, bedrijven, regionale overheden en andere betrokkenen in gesprek te gaan over de richting die ze op willen qua ontwikkeling van de stationsgebieden. Er is een visie nodig. Zou Emmeloord bijvoorbeeld flink moeten gaan ontwikkelen en ook als gemeente gaan groeien? Of wil men dat situatie voor een groot deel blijft zoals deze nu is zoals die nu is?”
Durk Bergsma, programmamanager NOVEX bij projectorganisatie Lelylijn is blij met Nicks bijdrage aan het project Lelylijn. ”Nick heeft zijn Thesis succesvol verdedigd. De resultaten uit zijn onderzoek helpen ons bij het verkrijgen van inzicht in de impact van gebiedsontwikkeling bij stations. Het gaat dan om onder andere functies rondom een station, afstanden, dichtheden en wat dat betekent voor aantallen reizigers.”
Eind 2024 levert de projectorganisatie de beslisinformatie op aan bestuurders zodat zij kunnen beslissen of het project Lelylijn al dan niet van de huidige onderzoeksfase naar de volgende (verkennings)fase kan gaan. Dat is ook de fase waarin nog meer verdiepende gesprekken met inwoners, bedrijven, regionale overheden en andere betrokkenen plaats zal vinden.